Het Poerkot van Wetteren. Wat een rijke geschiedenis!
Hoewel Wetteren slechts op een steenworp van mijn voordeur ligt, weet ik héél weinig af van de gemeente. Ooit vond ik op de rommelmarkt bij Sint-Jacobs te Gent in een smoezelig vakbondsboekje een stuk of wat biljetten van in Wetteren gedrukt noodgeld ten tijde van De Groote Oorlog.
Dat stukje geschiedeniskennis kan ik nog aandikken met het weetje dat de vermoedelijke dader van de stoutmoedige diefstal van het paneel van de Rechtvaardige Rechters van De Gebroeders Van Eyck een goed gekende inwoner van Wetteren was.
![]() |
Heeft D.U.A. weer toegeslagen? |
Maar veel meer dan dat weet ik niet. Mag ik verzachtende omstandigheden inroepen?
Aalstenaar van geboorte zijnde en mama van een Gentenaar, heb ik me immers vooral gericht op de geschiedenis van beide steden en heb ik me nauwelijks geconcentreerd op het "bescheiden plaatsje" zo ergens halverwege de weg tussen Aalst en Gent.
Sinds de gegidste wandeling van afgelopen zondag is daar verandering in gekomen en alle mensen ... wat heb ik me vergist in dat bescheiden plaatsje!
Onze gids praat boeiend en met veel gevoel voor humor dus ik hang meteen aan haar lippen. Ons gezelschap bestaat voornamelijk uit mensen van Wetteren zelf die ofwel ooit gewerkt hebben in het "poerkot" ofwel er vele verhalen over hebben horen vertellen. Het is me meteen wel duidelijk: dat poerkot heeft hier voor vele generaties Wetteraars geschiedenis geschreven. Ik voel mij eerlijk gezegd een beetje een vreemde eend in de bijt vermits ik helemaal niets maar dan ook niets af weet van het feit dat hier liefst tweehonderd jaar lang een munitiefabriek heeft gestaan. Zelfs mijn schat die nochtans van Machelen a/d Leie is, heeft er weet van vermits hij ooit nog cartouches van de firma Cooppal&Cie heeft gehad.
Ben je intussen nieuwsgierig geworden?
We schrijven anno 1778. De Antwerpse Jan Frans Cooppal, een man met ambitie, klopt aan bij de abt van de Gentse Sint-Pietersabdij omdat hij graag op hun gronden een buskruitfabriek wilt opstarten. Niet dat hij het buskruit heeft uitgevonden, dat deden de Chinezen immers eeuwen tevoren al. Maar handel drijven in buskruit is in die dagen een lucratieve business. De abt schrikt zich een hoedje, hij wilt zijn abdij en bij uitbreiding de ruimere omgeving zeer zeker niet het risico laten lopen om per ongeluk opgeblazen te worden en stuurt Jan Frans de laan uit.
Jan Frans Cooppal, een man met ambitie.* 😉 |
Cooppal dweilt dus verder de Schelde af op zoek naar een geschikte plaats om zijn plannen tot uitvoer te brengen. In Wetteren is het bingo.
Onze gids haalt er even de Ferrariskaart, uit de tijd dat de Oostenrijkers het hier voor het zeggen hadden, bij.
Als volleerde planlezers buigen we er ons met zijn allen over. Want groot is de interesse.
Hier op de linkeroever van de Schelde ontdekt Jan Frans het landgoed Te Valois beschreven als een "een huys van plaisance". Begrijp het nu niet verkeerd hé, het huis is zeer zeker niet bedoeld als cabardouche maar als een mooi en bekoorlijk tweede verblijf, lekker rustig en afgelegen en bovendien helemaal omwald. Het landgoed staat te koop. Ideaal dus voor de plannen van Jan Frans Cooppal die het plaatje al helemaal voor zich ziet . Dank zij die omwalling kan er geen sprake zijn van gevaar voor de omgeving en bovendien ligt er een dreef naar de Schelde waardoor de transportmogelijkheden voor het toekomstige bedrijf gegarandeerd zijn.
Hij twijfelt geen moment en koopt het optrekje voor 1733 pond, 6 schellingen en 8 grooten. Is dit voor een appel en een ei? Volgens onze gids vormt dit bedrag eerder een klein fortuin maar kennen wij wel de juiste waarde van de pond uit die tijd?
Onze contreien staan in die dagen onder Oostenrijks bewind en de bezetter ziet helemaal geen graten in de oprichting van de buskruitfabriek. Sterker nog ...het Oostenrijkse leger doet grote bestellingen voor hun militaire campagnes zoals de Brabantse Omwenteling er bijvoorbeeld een van is. Jan Frans voert ook uit naar Frankrijk en Amerika. Ja, voor hem is het kassa, kassa!
Maar dan keert het tij. De Fransen geraken slaags met de Oostenrijkers en die moeten het onderspit delven.
Niet alleen ligt er in de buskruitfabriek een en ander aan diggelen, de Franse revolutionaire legers verbieden de verdere werking ervan. Gedaan met het poerkot. Jan Frans sterft in 1804 en zal de heropstart van zijn zaak in 1815 dus niet meer meemaken.
Vermits het snikheet is, vertelt onze gids dit alles in de schaduw van wat ooit een poermolen is geweest.
Omwille van de hitte is het eigenlijk bijna onmogelijk om de geplande wandeling te maken. Die wordt dan ook noodgedwongen ingekort. Het is hoe dan ook puffen en blazen maar ik doe mijn best om in de buurt van onze gids te blijven. Want wat is, wat ik te horen krijg, toch allemaal bijzonder interessant!
Zo blijkt het pad naar de Scheldedijk waar mijn lieverd en ik eerder al een keertje hebben gefietst ooit een smalspoor geweest te zijn om het buskruit richting Schelde te vervoeren waar het vervolgens op boten werd gehesen.
Terug naar het begin van de 19de eeuw. We schrijven nu anno 1815. De Fransen zijn uit onze contreien verjaagd en wij maken nu deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. En vermits de Hollanders nog steeds beducht zijn voor de gevaren van de Fransen (vandaar ook de bouw van een citadel in Gent) krijgen de erfgenamen van Jan Frans de toestemming om de buskruitfabriek terug op te starten. Samen met een medevennoot gaan ze vol goede moed aan de slag en binnen de kortste keren zijn de Hollanders hun grootste klant.
Constant Van Cromphaut wordt in 1828 als directeur aangesteld en hij zal het bedrijf liefst 50 jaar lang leiden. En passant wordt hij ook nog eens gemeenteraadslid, burgemeester en volksvertegenwoordiger. Een mens gaat zich dan toch makkelijk afvragen waar die brave man de tijd en energie vandaan haalt!
Vijftien jaar lang is Koning Willem I onze koning maar dan is het welletjes. België wordt in 1830 boven de doopvont gehouden. Het Poerkot is tegen die tijd het grootste bedrijf van het land én van staatsbelang. Enfin, zo belangrijk is het bedrijf voor het jonge België dat de kersverse koning Leopold I himself op een dag een bedrijfsbezoek brengt. In Wetteren willen ze het heuglijk laten knallen wanneer de trein er halt houdt en de koning afstapt. Jammer genoeg knalt het er zo hard dat een bedrijfsmedewerker er zijn onderarm bij verliest.
Het houdt de koning niet tegen om in 1847 (de fabriek heeft dan al wereldfaam) haar de titel te schenken van "Koninklijke buskruitfabriek".
Begrijp je nu waarom ik zo graag aan de lippen van onze gids hang?
Ik hoor trouwens ook van de andere wandelaars interessante verhalen. Ter hoogte van het prachtige kasteel Valois dat als directeurswoning tussen 1869-1870 werd gebouwd, vertelt een dame uit het gezelschap me hoe zij het in haar scoutsjaren heerlijk vond om in dat kasteel wat te gaan rondneuzen. Het was immers zo dat de scouts in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, hun lokalen kregen aangeboden op de zolder van het kasteel om er te ravotten en hun vergaderingen te houden. Hoe fijn is dit zeg! Terwijl de familie in het salon koffie zit te drinken, stormen giechelende scoutsmeisjes de trappen op.
Onze gids vertelt ons over de schoonheid van het park en het interieur maar dat krijgen we jammer genoeg niet te zien. Zelfs voor een Openmonumentendag is het maar zeer de vraag of de huidige eigenaar bereid zou zijn het voor het grote publiek open te stellen. Spijtig!
Ik luister ook naar het verhaal van de naast mij staande man die tijdens zijn schooljaren op het iets verderop gelegen Scheppersinstituut een knal van jewelste hoort met onmiddellijk daarna tal van sirenes en ambulances. Een klasgenoot weet helemaal geen blijf met zichzelf want zijn vader werkt in de fabriek. Een onthutsend moment voor de klas. Geen wonder dat de man het zich jaren later nog voor de geest weet te halen.
Door de aanvankelijk primitieve werkomstandigheden doen zich vaak ontploffingen voor. Hierbij laten veel arbeiders het leven. Wetteren telt in die dagen dan ook veel weeskinderen en weduwen die nauwelijks de eindjes aan elkaar weten te knopen.
Daarom besluiten de nakomelingen van Jan Frans Cooppal in 1876 een weeshuis te bouwen in de buurt van de fabriek. Het weeshuis krijgt Sinte-Barbara als patrones net zoals de fabriek trouwens. Twee jaar later nemen de broeders van Scheppers de taak op zich om het weeshuis verder uit te bouwen en onderwijs te organiseren voor de weeskinderen.
Het Scheppersinstituut is al lang geen weeshuis meer maar de school is intussen wel uitgegroeid tot een school met naam en faam.
De geschiedenis van het Poerkot is fascinerend maar tezelfdertijd ook dubbel. Een munitiefabriek groeit en bloeit nu eenmaal dank zij oorlogsvoering.
Gedurende de tweehonderd jaren van haar bestaan, is de fabriek geëvolueerd van een eerder artisanaal bedrijfje tot hoogtechnologische industrie.
De laatste verhalen die onze gids vertelt zijn verbijsterend. Zij heeft het over Gerald Bull, Irak, Saddam Houssein, geheime wapentransporten met een Belgische C130. Ja zelfs over de moord op vicepremier André Cools wordt gepraat.
Nu begin ik echt wel sterretjes te zien en deze keer komt het niet door de hitte. Het laatste dat nog tot mij doordringt is het "zogezegd" faillissement in 1990 van wat eens de droom van Jan Frans Cooppal is geweest.
Het woordje "zogezegd" laat mij de wenkbrauwen fronsen.
* de bronzen buste van Jan Frans Cooppal werd in 2011 gestolen en is nooit meer teruggevonden.
Reacties
An gewoon boeiend! Het mysterie plot mocht van mij uitgebreider 😉
We zoeken nog penners bij Koninklijke Heem- en Geschiedkundige Kring Wetteren (KHG) Wetteren ✍️