Doorheen Roodkapjes woud van Skovja Loka naar Cerkno




Sinds we de grens tussen Oostenrijk en Slovenië hebben overgestoken, hebben we meteen ook de regen voor de zon geruild. De Julische Alpen liggen er heerlijk mooi te wezen en de eerste keer dat we de benen strekken op Sloveense bodem doen we dat in Skovja Loka, een mooie middeleeuwse stad met leuke zijstraatjes en prachtige achterafjes.



Vermits onze chauffeur zijn rust- en rijtijden moet respecteren, krijgen wij de kans om het stadje op een drafje te verkennen en er te genieten van de mooie middeleeuwse gebouwen. Het stadje is, althans volgens wat wij in een plaatselijk foldertje kunnen lezen de best bewaard gebleven middeleeuwse stad van Slovenië. De romantische lindeboom op het centrale plein is voor geliefden dé plek bij uitstek om elkaar te zoenen en aangezien een glaasje wijn onder die linde slechts 1 euro kost, klinken de zoenen er wel heel enthousiast.
De stad heeft nogal wat meegemaakt van aardbevingen tot pestepidemieën, van vijandelijke aanvallen tot grote branden. Sinds ergens in de de zestiende eeuw is ze echter vrijwel onveranderd gebleven.

Echt veel tijd om de geschiedenis van de stad in ons op te nemen, is er niet. Ik beperk me dus tot het nemen van wat kiekjes zo links en rechts en probeer daarbij vooral op de details te letten.




Fraaie fresco’s kleuren de gevel van menig gebouw maar aan de klim naar het kasteel waag ik me niet. Liever neus ik even achter de met fraai beslag getooide deur die op een kier staat om er een binnenkoer in renaissancestijl te ontdekken. Niets zo mooi als een trui en broek te drogen te zien hangen op de binnenkoer van een antiek huis, toch ?!




Wanneer we even later onze weg vervolgen richting Cerkno rijden we doorheen een sprookjesachtig woud dat zo mooi is dat onze gids en chauffeur het woud samen hebben omgedoopt tot het bos van Roodkapje.

t Moet wel zijn dat Roodkapje haar kap over de haag heeft gegooid want het lukt ons niet haar te spotten. Van de boze wolf trouwens ook geen spoor. Later op de week zullen we echter het nieuws te horen krijgen dat een roedel wolven een variant op het sprookje van “De wolf en de zeven geitjes” heeft bedacht. Liefst zeven schapen zijn op één nacht tijd opgepeuzeld. Dat de wolven zo vroeg op het seizoen zo drastisch te keer gaan, zou volgens de plaatselijke bevolking er op wijzen dat hen een strenge winter te wachten staat.

Even later worden we aan de ingang van het hotel in Cerkno ontvangen als waren wij de jagers die Roodkapje en haar oma uit de buik van de wolf hebben gered. Een welkomstlikeur staat reeds uitgeschonken en dus toosten we lang en gelukkig.

Maar het sprookje is nog niet uit. Wanneer we later op de vakantie Cerkno ontdekken doen wij dat o.a. aan de hand van een bezoek aan het plaatselijk museum. Er is aandacht voor zowat alle aspecten van het leven in de Alpen. Van landbouw en imkerij tot artisanaal vakmanschap, van familietradities tot onderwijs.
Er is ook aandacht voor het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en de uiteindelijke onafhankelijkheid los van het communistische Joegoslavië.




Gelukkig is het keurige museum tweetalig ingericht want van het Sloveens verstaan we geen gebenedijd woord. Nergens is ook maar één woord herkenbaar of verwant aan de ons gekende talen. De Julische Alpen vormen als het ware een taalgrens tussen wat voor mij te begrijpen valt en wat niet.


De plaatselijke kantvereniging heeft er een tijdelijke tentoonstelling. Het kant is werkelijk prachtig en wanneer we achteraf van onze gids te horen krijgen dat de schoolkinderen al van in de lagere school het kantklossen krijgen aangeleerd, verwondert die pracht ons niet. Jong geleerd is immers oud gedaan.





De bovenste verdieping is geheel gewijd aan het jaarlijks weerkerende feest dat de winter wilt verjagen : het Cerkljanski Laufarji, het Carnaval zeg maar.
Als Aalstenaar van geboorte ken ik de tradities van Carnaval. Hier zijn ze echter anders maar daarom niet minder interessant. Het woord Laufarji is afgeleid van het Duitse woord laufen en dat is wat vooral “the flax men” doen tijdens het feest. Zij zijn de hoofdpersonages tijdens het carnaval en worden beladen met alle ellende die de winter met zich meebracht. Zij zijn kop van jut en het volk joelt en jouwt hen uit zodat samen met hen de boze geesten uit Cerkno worden verjaagd.




Het museum stelt naast “the flax men” nog heel wat andere personages tentoon en allen representeren een of andere menselijke karaktertrek.
De houten maskers die de figuren dragen, worden vervaardigd uit lindehout en zijn kunstwerken op zich.
Een leuke aanrader voor wie het eeuwenoude feest van Carnaval in de Sloveense Alpen een keertje wilt bestuderen.

Cerkno is ‘s zomers een lust voor mountainbikers en wandelaars. Vanaf eind oktober staat het skiën centraal.
Wijzelf genieten daarboven van een lekkere barbecue in de chalet die ‘s winters gebruikt wordt voor de après-ski.
Het uitzicht is hier werkelijk schitterend en dus maken we graag gebruik van de fotografische kunsten van reisgezel Guy om onszelf en het uitzicht te bewaren voor de eeuwigheid.




Merci Guy !

Reacties

Populaire posts van deze blog

Op weg naar Ierland, de prachtige paraplu van Europa (dag 1)

Pembroke Castle en de man van het Ciderflesje (dag 2)

Switchen van het mondaine Bled naar de adembenemende Vintgarkloof