Het Cimitero Monumentale di Staglieno te Genua slaat werkelijk alles.

 


Wie een stukje van de wereld wilt zien, moet uit zijn comfortzone komen. Onze tocht van Turijn naar Genua is niet echt een comfortabele onderneming en al zeker niet in de gietende regen. Bovendien is wat we tijdens het rijden allemaal zien, niet bepaald verheffend. Maar we willen echt wel Genua zien. Het Cimitero Monumentale di Staglieno in ieder geval. We hebben er een dagreis voor over.

Het is echter een behoorlijke opdracht om zonder bulten en builen naar en doorheen de stad te geraken. De massa's Italiaanse automobilisten schieten als pijlen uit een boog langs alle kanten om ons heen. Maar we hebben geluk. Min of meer ter hoogte van het kerkhof, vinden we een standplaats voor de nacht. Als ik bedenk op welke idyllische plaatsen met schilderachtige vergezichten we tijdens onze zwerfvakanties doorgaans overnachten, dan durf ik eigenlijk nauwelijks te beschrijven waar we vannacht slapen. Maar zoals gezegd, een mens moet al eens een keertje uit zijn comfortzone durven te komen. 

 


Het is nu al meer dan vierentwintig uren aan het regenen en ook de nacht wordt bijzonder nat. 's Anderendaags hebben we geluk dat we tussen de resterende regendruppels door min of meer droog tot aan het kerkhof kunnen fietsen. Het kerkhof ligt op een bergflank aan de overkant van de Lemme en het is zo'n drie kilometer fietsen erheen. De rivier is zo goed als droog en geloof het of niet we ontdekken tussen het gesteente van de rivierbedding everzwijnen met hun kroost. Via een straat parallel met die aan het water fietsen we richting kerkhof. De straten zijn vol van auto's, scooters en mensen die boodschappen doen. De appartementsblokken zien er goor en mistroostig uit en ik kan niet anders dan bedenken hoe verschrikkelijk het voor de Italianen moet zijn geweest toen ze – meer nog dan wij - tijdens de eerste lockdown in hun kot moesten blijven. 

 


Hoe triest en armzalig de buurt hier ook is, zo decadent is het kerkhof. Het is nochtans langs een zijpoortje dat we de begraafplaats betreden. Maar je merkt het al meteen, de sfeer is bevreemdend, de uitstraling groots en chique.

Het is de grootste begraafplaats in Europa en ze is al sinds de opening in 1851 bekend voor zijn fenomenale beelden. Deze begraafplaats ontstond door een Napoleontische wet van 1806 die voortaan begraafplaatsen voorzag buiten de stadsmuren.

Op onze weg naar boven komen we een man tegen met een elektrisch grafkaarsje in zijn handen. Hij blijkt België goed te kennen vermits hij zes jaar in Anderlecht heeft gewoond en vervolgens ook nog een paar jaar in Waterloo. Nog steeds heeft hij er familie wonen die hij om de zoveel jaar een keertje bezoekt. De man is echt wel in voor een praatje maar veel van zijn uitleg over het kerkhof en waar we een plannetje ervan kunnen vinden, begrijpen we niet. Daar is hij te rad van tong voor. Maar één ding is duidelijk. Hier liggen miljoenen mensen begraven of in urnen in muren gemetseld. Muren zo hoog dat je een trapladder nodig hebt om bloemen en een groet tot bij nonkel Giuseppe en tante Giulia te brengen. Er staan hier dan ook veel trapladders op wieltjes in bruikleen. 


Hij vertelt ons ook over een steenrijke familie waarvan de pater familias het zo hoog in zijn bol had dat hij als grafmonument per se een – weliswaar kleinere – kopie wou van de dom van Milaan. 

 


 Met dit gegeven is meteen de toon van ons bezoek gezet. Dachten wij met het Zentralfriedhof te Wenen waar o.a. componisten als Beethoven, Brahms, Schubert, Strauss en vele anderen begraven liggen, hét kerkhof onder de kerkhoven te hebben gezien, dan hadden wij dat van Genua nog niet bezocht! 

 





Heel wat van de graven zijn zo groot dat het halve paleizen zijn met trappen naar hogere verdiepingen, met smeedijzeren hekwerk rondom de tuin van zo'n dodenpaleis, met mozaïek, glasramen en dan heb ik het nog niet gehad over de vele beeldhouwwerken. Dit lijkt wel een openluchtmuseum ware het niet dat de sfeer er wel zeer onwerkelijk is.











 De begraafplaats heeft ook een eigen crematorium en zonder het goed en wel te beseffen komen we terecht in de achterkamer van dat crematorium. Niemand die ons dit verbiedt. Een sobere lijkkist staat er – tussen de rommel – te wachten om de oven te worden ingerold. Brrrrrrr …. dit is hier maar een nare toestand en eigenlijk toch ook wel in schril contrast met de luxe van wat buiten te zien is. 

 


Uren hebben we hier rondgedwaald. Maar desondanks hebben we lang niet alles gezien.We zijn van de ene verbazing in de andere gevallen. Soms ook gewoon met verstomming geslagen. 

 









Vandaag de dag worden nog steeds mensen begraven en gecremeerd op het kerkhof. Deze graven hebben meegaand met de geest van de tijd, gewone proporties.

Het is prachtig om het allemaal een keertje te zien maar tezelfdertijd toch ook schrijnend om vast te stellen dat hier in Genua de doden van ruim een eeuw geleden meer plaats en luxe hebben dan de levenden van vandaag.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Op weg naar Ierland, de prachtige paraplu van Europa (dag 1)

Pembroke Castle en de man van het Ciderflesje (dag 2)

Switchen van het mondaine Bled naar de adembenemende Vintgarkloof