Umberto Ecco haalde de mosterd in Bobbio


Het grote nadeel van het opbergen van onze plannen om richting Toscane te rijden, is dat we niets kunnen aanvangen met de stapel reisgidsen die we van thuis uit hebben meegebracht. 

Met uitzondering van een bureau in Turijn waar we niet binnen konden, hebben wij nog nergens een toeristisch infokantoor gespot, laat staan een richtingaanwijzer erheen. Als die trend zich voortzet dan hebben wij een probleem.

Gelukkig bestaat er zoiets als het internet maar op het klein schermpje van mijn iPhone opzoekingen doen, is nu niet bepaald een leuke bezigheid om de avond mee door te brengen.

Mijn lieverd tekent op de wegenkaart zijn plannen uit om op 't gemakje en met een grote boog rond Milaan richting Zwitserse grens te rijden. Zelf ga ik op zoek naar "iets leuks" op die route om er halt te houden. Om dingen te ontdekken die troost kunnen bieden na de ontgoochelingen tijdens deze eerder onverkwikkelijke reis. 

Zodoende stippen we Bobbio aan als te bezoeken. Het stadje spreekt me aan omwille van het Scriptorium van de abdij van San Colombano, een Ierse monnik die er in 614 de abdij stichtte. Ruim drie eeuwen lang was Bobbio het belangrijkste centrum van Noord-Italië voor het vervaardigen van handschriften. Wat een monnikenwerk moet dat geweest zijn! 

 


Deze abdij met scriptorium heeft Umberto Ecco geïnspireerd tot het schrijven van zijn bestseller  "In de naam van de Roos". Een turf van een boek dat later ook nog eens verfilmd werd met Sean Connery in de hoofdrol. De film gezien? Dan herinner je je vast nog wel het beeld van de monniken gebogen over hun pupiter en de angstaanjagende moorden die er werden gepleegd.

Op onze weg naar het doel van vandaag rijden we doorheen een stuk van de Noordelijke Apennijnen. Anders dan de haarspeldbochten in de Alpen kronkelt de weg zich als een slang tegen de rotswanden aan. Wat makkelijker is voor onze GPS-dame om het overzicht te behouden. Het landschap is hier prachtig en we hebben zelfs de luxe om even uit te stappen en te genieten van het uitzicht.  

 

 

Toch wordt Bobbio een hele klus. Niet zozeer om er te geraken maar wél om er een plek voor de camper te vinden. Dus tegen de tijd dat we dat probleem hebben opgelost, zijn we allebei behoorlijk kregelig geworden dus zoeken we eerst wat afkoeling op een uitnodigend terrasje.

Meteen valt me een stokstijve militair op met een hoop medailles trots op de borst. Hij wandelt op en neer rond de tafeltjes, hier en daar een praatje makend. Niemand die zijn aanwezigheid raar of storend vindt, niemand die aandacht schenkt aan zijn vele medailles. De locals zijn overduidelijk bekend met zijn verschijning. Ik slaag er in hem te fotograferen en wanneer ik inzoom, ontdek ik dat de meeste van die medailles gewoon nep zijn. De plaatselijke dorpsgek? Of een militair met pensioen die mentale oorlogswonden heeft opgelopen? 

 


 

Wanneer de rust in ons hoofd is weergekeerd, gaan we op zoek naar de abdij. Maar ook dat blijkt een hele klus te zijn. Je zou toch denken dat daar een pijltje naar verwijst? Niet alleen omwille van haar culturele geschiedenis maar ook omwille van de veel recentere wereldliteratuur van Umberto Ecco zou een wegwijzertje toch moeten kunnen. Is het niet? Alweer ... niets van!

Gelukkig komen we op onze zoektocht nog heel wat ander fraais tegen. 

Zoals : 

  • gezellige steegjes (waar ook Rosita zo van houdt)

  • De Ponte Vecchio (Ponte Gobbo - Ponte del Diavolo) : de hobbel en bobbel brug met haar elf onregelmatige bogen over de rivier de Trebbia. Ze zou volgens de legende door de duivel zijn gebouwd. De omgeving is hier trouwens zeer mooi en zou met brug en al model hebben gestaan als achtergrond voor de Mona Lisa. Leonardo Da Vinci zou het schilderij hier in Bobbio immers hebben voltooid.

  • De Cattedrale di Santa Maria Assunta.

  • een privé rozentuin verscholen achter een mooi beschilderde tuindeur die openstaat zodat ik het niet kan laten even stiekem binnen te gluren.


Ten lange leste vinden we dan toch de abdij die onder toedoen van Napoleon haar deuren sloot in 1803. 

 

Vandaag de dag zijn er twee musea in onder gebracht. En natuurlijk hebben we pech! Beide musea zijn gesloten. Weliswaar staan er in de open kloostergangen informatieborden opgesteld maar die zijn duidelijk niet bedoeld voor de internationale toerist en aan onze beperkte Italiaanse taalkennis hebben we niet veel. 

 


Gelukkig is de abdijkerk wél open want die is prachtig. De fresco's zijn er ronduit schitterend en bovendien las ik op het internet dat er in de crypte een heel mooie mozaïekvloer uit de twaalfde eeuw ligt. Er staat ook een keurig opgekuiste sarcofaag uit de vijftiende eeuw met daarin de stoffelijke resten van San Colombano, de stichter van de abdij die hier in de zevende eeuw stierf. 


De crypte met de sarcofaag vinden we snel. Maar waar ligt toch die bewonderenswaardige mozaïekvloer? Het kan toch niet zijn dat die kerel op het internet die paar tegeltjes rond de sarcofaag bedoelde? 


Enigszins ontgoocheld dralen we nog wat in de crypte rond tot we een donker gangetje ontdekken. En zie ... 50 eurocent is voldoende om het licht te doen aanfloepen en onze dag helemaal goed te maken.


 

Ne Quid Nimis. 

 

Of ... om het naar de volksmond te vertalen : 

 

Meer moet dat niet zijn.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Op weg naar Ierland, de prachtige paraplu van Europa (dag 1)

Pembroke Castle en de man van het Ciderflesje (dag 2)

Switchen van het mondaine Bled naar de adembenemende Vintgarkloof