Doorgaan naar hoofdcontent

Vakantie aan zee tijdens het interbellum : villa Les Zéphirs als stille getuige

 


Om de waarheid te zeggen, ik houd niet van onze Belgische kust. En niet alleen omdat ik sowieso geen strandligger ben. Ik vind onze kustlijn met al die torenhoge appartementen gewoon afschuwelijk lelijk. Hoe anders hebben bijvoorbeeld de Nederlanders en de Britten hun kustlijn georganiseerd.

Ik houd nochtans van de zee. Ik mag graag fietsen ter hoogte van bijvoorbeeld het Nederlandse Nieuwvliet waar je heerlijk doorheen het duinpad kan waaien en je je dorst kunt lessen in één enkel strandpaviljoen. Hier voel je nog echt de natuurelementen. En daar houd ik van. Een strandwandeling maak ik het liefste wanneer er nauwelijks mensen op het strand zijn. Ik geniet dan ten volle van de wind, de golvende baren, de zeemeeuwen die er zich de koning te rijk voelen.

Het toerisme aan de Belgische kust is echter een verhaal apart.

Het begon allemaal tijdens de Belle époque toen de adel en de hogere bourgeoisie het zich konden permitteren er sjieke villa’s neer te poten om er – geïnspireerd door ons kersverse Koningshuis – hun vakanties door te brengen.

Er is sindsdien veel veranderd.

Zou het kunnen dat de aristocratische burgemeester Lippens van Knokke aan het begin van de jaren negentig van vorige eeuw heimwee had naar die Belle époque en zodoende het woord “frigoboxtoerist” uitvond ? Hij bedacht immers niet enkel het woord, hij wou dergelijke toeristen ook weren uit zijn gemeente.

Toeristen moeten immers geld in het laatje brengen en dat doet de frigoboxtoerist per definitie niet. Of toch niet voldoende. Een storm van protest barstte los. Iedereen moest zich welkom kunnen voelen aan onze kust.

Vandaag de dag is het vooral de campertoerist die moet geweerd worden aan de Belgische kust. Want stel je voor dat die ’s ochtends zélf een spiegelei bakt bij zijn ontbijt.

In vele kustgemeenten mag de campertoerist niet overnachten, sterker nog : hij mag er niet eens parkeren voor een snelle duik in zee.

Overnachten doe je in één van die vele hotels, studio’s of appartementen die het zicht op onze kustlijn totaal bezoedelen. Ze doen maar … die kustburgemeesters. Ik voel me niet geroepen.

Er zijn mooiere plekken te vinden op deze aardbol.

De villa’s uit de tijd van de Belle époque moeten nochtans heel erg mooi geweest zijn. De aristocratie bracht immers niet hun koelbox mee maar wel hun keukenpersoneel en dus moesten de villa’s groot genoeg zijn zodat ook het personeel er kon overnachten.

De Eerste Wereldoorlog heeft jammer genoeg heel veel van dat moois verwoest.


Villa Les Zéphyrs in Westende leer ik kennen dank zij één van de boeken van Diane De Keizer. Ik lees haar graag, verslind haar boeken. Als sociologe heeft zij nogal wat opzoekwerk verricht over wat betreft het leven van knechten en meiden in dienst van de adel of de bourgeoisie.

In haar boek “Met Madame aan zee” leer ik de villa kennen die ik vandaag graag een bezoek breng. Die werd kort na de Groote Oorlog gebouwd op de fundamenten van een verwoeste villa. In de vroege jaren twintig moet Westende één grote bouwwerf zijn geweest vermits na de oorlog zowat alles in puin lag.

Les Zéphyrs werd gebouwd in opdracht van het Gentse echtpaar Muyshondt. Mijnheer had het vooral heel erg druk met zijn dokterspraktijk. Het was dus vooral de dame des huizes die zich amuseerde met het inrichten van de villa. En het moet worden gezegd … ze had smaak.

En afgaande op de getuigenis van één van hun dochters, moeten die kinderen daar een fantastische tijd hebben beleefd. Het was nu eenmaal niet iedereen gegeven om in de duinen (die deel uitmaakten van de bourgeoisie-tuinen) te kunnen rollebollen.

 

 

De villa Les Zéphirs is thans ingericht als kustmuseum. Je leert er alles over hoe het kusttoerisme er vooral voor de rijken der aarde was, welke spelletjes er werden gespeeld, hoe de strandkleding er uit zag, over welk speelgoed de kinderen beschikten.

Maar eigenlijk ben ik hier vooral voor het huis zélf. Uit de tijd dat wel, maar toch nog steeds heel erg mooi.


Het interieur en al zeker bij het door de glasramen fraai binnenvallende zonlicht van vandaag, is ronduit schitterend. De lambriseringen in beukenhout zijn een ontwerp van Henry Van De Velde die bij het grote publiek vooral bekend is omwille zijn ontwerp van de boekentoren van de Gentse Universiteit.

Henry staat er om gekend dat hij zijn ontwerpen vooral heel erg af wou hebben. Zo “af” zelfs dat hij, voor wat betreft zijn persoonlijke woonomgeving, ook de jurken van zijn vrouw ontwierp. Die moesten immers perfect samen gaan met de figuren op het behang.


De meubels in art-nouveaustijl zijn in de lambrisering ingewerkt. Hoewel alles fraai past in deze omgeving, zijn de meubels nochtans niet specifiek voor deze villa ontworpen. Deze speciale eetkamer is eigenlijk een vorm van “recyclage avant la lettre” en kocht de vrouw des huizes – die oog had voor mooie dingen – uit een afbraak van een woning elders. Ook de haard met keramiek en koper, komt uit die afbraak en is typisch voor de art nouveau.

De badkamer is een “follieke” van mevrouw en zat niet in het oorspronkelijke concept van de woning. De ronde kamer met het in de grond verzonken bad in roze graniet tekende zij zelf uit en moet in die jaren wel heel erg speciaal én gedurfd zijn geweest.

 


Het is ronduit heerlijk voor mij om bij dit prachtige binnenvallende zonlicht dan nog wel, hier helemaal in mijn eentje te kunnen zijn. Nergens een toerist met kledij aan die qua modetrend niet bij de omgeving past. Het lijkt wel alsof ik in de teletijdmachine van professor Barabas ben gestapt en honderd jaar terug in de tijd ben geflitst. Ik vind het geweldig om van op de eerste rij ieder detail te kunnen bekijken.

Mijn fantasie slaat op hol. Ik hoor hoe de kinderstemmetjes roepen. De meisjes hollen de trap af en rennen recht de duinen in om er zandkastelen te bouwen.

 

 

Wanneer ik dik anderhalf uur later buiten ben en aan de overkant van de straat nog een keertje naar de villa kijk, valt de betovering helemaal weg. De duinen zijn opgekocht door projectontwikkelaars. Er blijft niets van over. De villa staat gedrumd tussen de hoogbouw. De tuin waar de Gentse dokter zich in het weekend in uitleefde, is er niet meer. De villa is museum én toeristische dienst geworden.

 

En An met de pet is er welkom.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Op weg naar Ierland, de prachtige paraplu van Europa (dag 1)

Pembroke Castle en de man van het Ciderflesje (dag 2)

Switchen van het mondaine Bled naar de adembenemende Vintgarkloof