Doorgaan naar hoofdcontent

Gewoonweg, heerlijk onderweg

 


Vakantie ! En dat merken we op de weg … Langs alle kanten en zijden is het druk. De thuisblijvers willen zo snel als mogelijk thuis zijn om niets van de match België-Brazilië te moeten missen. De bouwvakkers hebben vanaf vandaag verlof en in grote delen van Nederland begint pas nu de schoolvakantie. De Nederlanders willen – zoals steeds – massaal naar het Zuiden.

Ter hoogte van Rijsel komen we door dit alles aardig in de problemen en we zijn blij dat we net voor Lens de drukte kunnen verlaten, het heerlijke Franse binnenland in. Wij gaan niet richting Zuiden, we willen wat meepikken van de Tour de France waarvan de eerste ritten in Bretagne worden gereden.

Maar eerst gaan we genieten van het onderweg zijn en rond de klok van achten mogen we van een sympathieke boer in Caumont gebruik maken van zijn veld om er de nacht door te brengen en de wedstrijd in kwartfinale van de Rode Duivels te bekijken.

Tegen de tijd dat de schotelantenne de juiste satelliet heeft gevonden is de owngoal van Fernandinho en de goal van Kevin De Bruyne reeds gemaakt. Maar de tweede helft van de wedstrijd beleven we in al haar glorie.

De gastvrije boer komt ons nog eens gedag zeggen en vertelt ons dat als de Belgen winnen ze dinsdag tegen de Fransen spelen want die hebben zichzelf de voorbije namiddag tot in de halve finale geschopt. Et oui ! Ons elftal ontbindt zijn rood aanlopende duivels en wint. België-Brazilië : 2 – 1

Het is heerlijk ontwaken en ontbijten in Caumont. De koeien kijken nieuwsgierig toe. Hoe mooi het uitzicht hier ook is, we willen toch verder rijden vermits we gisteren zoveel tijd hebben verloren met filerijden.

Nog gauw even een kiekje maken van het toch wel merkwaardige oorlogsmonument aan de kerk van Le Boisle. Merkwaardig omdat de Franse poilu er in gekleurde outfit staat en een dergelijk oorlogsstandbeeld heb ik eerlijk gezegd elders nog niet gezien.

En dan zijn we op weg richting Mont-Saint-Michel waarover nog steeds onenigheid bestaat of die nu in Bretagne dan wel in Normandië ligt. Zelf kan me dat gekissebis maar matig schelen. Ik wil integendeel vooral genieten van het voorbij glijdende landschap en de vele prachtige boerderijen en stallingen in vakwerk.

Wat me opvalt is dat, hoewel het Franse chauvinisme ronduit legendarisch is, er nergens vlaggen of wimpels hangen ter aanmoediging van het nationale elftal. Wat een verschil met de Belgische tricolore gekte !

Benieuwd hoeveel vlaggen er hier te zien zullen zijn op Quatorze Juillet en bij ons de eenentwintigste juli ! Alleen in de Intermarché te Bourg Achard merken we wat bescheiden voetbalgekte op.

We schieten niet op … de hitte maakt ons dorstig, loom en lui en nog maar pas zijn we Pont Audemer voorbij of we hebben alweer zin in een pauze. De plaatselijke koeien ook. Die liggen in de schaduw van een boom te luiwammesen.

We volgen hun voorbeeld. Een dut en een koffietje later rijden we langs heerlijke groenpartijen. Zo dor en droog het bij ons nu is, zo groen is het hier. Zou het dan toch waar zijn dat er in Normandië veel meer dan elders in Frankrijk regen valt ?

We gaan echt met een slakkengangetje vooruit. Nu is het niet zozeer de warmte maar wel de charme van het pittoreske Beaumont en Auge dat ons weer halt doet houden. Een heel mooie dorpskern omringd met prachtige gebouwen en een schitterende point de vue. Té mooi om niet te stoppen.

De weg naar Caen en verder is eentoniger, ronduit saai zeg maar. Niet erg … We kunnen nu wat kilometers afmalen tot we in de polders van de Mont-Saint-Michel aanbelanden. Op zo’n zeven kilometer van de berg vinden we een leuke staanplaats voor de nacht vlak naast de uitgestrekte pré salé waar honderden schapen rustig staan te grazen.

Wanneer de avond valt komt een herder met zijn honden de immense kudde bij elkaar drijven. Ze moeten naar de stal zoniet neemt de zee vannacht misschien wel de schapen te grazen. De herdershonden rennen zich de tong uit de bek. Wat een unieke ervaring.

Nog later op de avond wandelen we de dijk op want de zon gaat stilletjes onder en dat schouwspel aan de Mont-Saint-Michel willen we niet missen. Een mooie afsluiter van deze dag.

Over ons bezoek ’s anderendaags aan het getijdeneiland vertel ik in mijn verslag met de titel : de vlinders en vleugels van de Mont-Saint-Michel. Na het bezoek zijn we uitgeteld en dus zoeken we op de weg richting Dinan een rustig, schaduwrijk plekje uit nabij een kabbelend beekje. Het beekje wiegt ons zachtjes in slaap.

Het verleden van Dinan levert in de oude stad een aantal zeer fraaie vakwerkhuizen op en bovendien is de stad omgeven door zo’n drie kilometer lange vestingmuur, waarop het mooi wandelen is.

Vermits wij vandaag al behoorlijk wat kilometertjes in de benen hebben, wandelen we slechts een klein gedeelte van de muur af. In de stad zelf valt er behoorlijk wat te klimmen en te dalen. Tja, dat is nu eenmaal zo wanneer je je bevindt in een (om het met de woorden van Victor Hugo te zeggen) zwaluwnest aan een overhangende rotswand.

Dat nest ademt trouwens volop middeleeuwen uit. Ja zelfs in onze uiterst moderne tijden vind je er middeleeuwse winkels vol dito modeassecoires gaande van maliënkolders over kruisvaardersplunjes, tot wapens en wandtapisserie.

Vermits we het peloton komende woensdag ergens op een helling van het Bretoense binnenland willen zien, rijden we stilaan die richting uit. De nacht brengen we door midden de maïsvelden waar een vroege vogel bij het krieken van de dag een hermelijn door het ochtenddauw ziet huppelen.

We vervolgen onze weg richting Quintin. Quintin staat beschreven als een stadje dat zijn bloei in de zeventiende en achttiende eeuw heeft gekend dank zij het vervaardigen van linnen. Uit die rijke tijd stammen de vakwerkhuizen, de granietstenen herenhuizen en het kasteel.

Dat kasteel kan je bezoeken maar veel meer dan het salon van de Duchesse krijg je er niet te zien. Daar passen wij dus voor. Ook in de anderhalf uur durende wandeling dat de plaatselijke toeristische dienst voor ons heeft uitgestippeld, hebben we geen zin omwille van de hitte.

Het stadje is trouwens behoorlijk ingedommeld bij zoverre dat we er zelf slaperig van worden. Behalve een paar mannen die jeu-de-boule spelen, zien we nauwelijks een sterveling. Dus na een bezoek aan de Basiliek Notre-Dame en een kijkje aan de point de vue, houden we het hier voor bekeken.

Het ijsje waar we intussen zin in hebben gekregen, zal voor elders zijn want hier valt geen horeca-zaak te bespeuren. Het zoeken naar een ijssalon of iets dergelijks is – zoals wel vaker in Frankrijk waar de toeristen niet al te dik gezaaid zijn – als zoeken naar een naald in een hooiberg.

Zelfs een crêperie, nochtans hét culinaire uitgangsbord van Bretagne, vinden we niet. Ook in Corlay, waar in een prachtig gelegen oude kasteelruïne een toeristische dienst is ondergebracht, kunnen ze ons geen tip geven in onze zoektocht naar een ijsje.

Dan maar verder rijden tot we ten lange leste in Saint-Nicolas-du-Pélem een Bar-Tabac binnenstappen en we er een ijsje uit de diepvrieskist kunnen kiezen. En passant zien we de ploeg van Peter Sagan tijdrijden. Sagan (nu nog) in het geel.

Op zoek naar een plaats om te overnachten ontmoeten we in Rostrenen een sympathieke Brit die hier een “doeningske” met landerijen heeft opgekocht. We mogen in zijn tuin overnachten en die tuin is zo groot dat we er het rijk voor ons alleen hebben. Zalig !

Zijn Franse buurman komt ons ook even gedag zeggen en drinkt wat graag een pastis met ons mee. We krijgen van de aardige man meteen een leuke tip mee die in geen enkele reisgids te vinden valt. Althans, dat beweert hij toch. Dus wanneer de tijd er rijp voor is, rijden we naar Carnoët en wat we daar te zien krijgen, kan je lezen in een apart verslag.

Maar nu eerst genieten van een hemelse avond in een stukje paradijs op aarde. ’s Anderendaags wordt het menens. We slaan in de Intermarché van Kraiz Braiz mondvoorraad voor twee dagen in want we willen ons vandaag op de Col La Roche du Feu nestelen.

Morgen zal het peloton kreunend deze col van derde categorie beklimmen en de Fransen zijn daar duidelijk méér door begeesterd dan door het voetbal. Een geluk voor ons ! Hier, zo precies aan het einde van de wereld, staan de wegwijzers immers in het Bretoens aangeduid dus we vinden niet alles terug op de Franse kaart.

Ook onze GPS raakt zowaar het Noorden kwijt. Maar dank zij de vele wimpels in geel, groen en met rode bolletjes die her en der over de straten heen zijn gespannen, vinden we gelukkig de weg naar de top. Wat een prachtig uitzicht en wat een comfortabele plaats om te overnachten !

Aan de overkant van de straat ligt – bij een schitterende point de vue – een grote, gemeentelijke grasvlakte waar volop wordt gewerkt om tenten, biertogen, tapkranen, tafels en banken te installeren. Morgen wordt het hier overduidelijk een groot feest.

Vanavond echter niet. Te oordelen aan de uitgeklapte satellietantennes bovenop de campers zit iedereen voor de televisie naar de halve finale tussen Frankrijk en België te kijken. Voor ons valt niets te vieren. Het blijft trouwens heel rustig en stil.

Hier en daar heel even wat gejuich bij de Franse buren echter zonder toeters of bellen. Het is overduidelijk dat hier wielerliefhebbers overnachten. De nacht wordt – gelukkig voor ons – heel rustig.

Rit 5 van Lorient naar Quimper wordt vandaag gereden. Maar eerst willen we – nu de temperatuur nog lekker voelt – de anderhalve kilometerlange wandeling maken waarvan het begin- en eindpunt net naast onze camper ligt. Wat een mooie vergezichten hebben we hier ! Het stijgen en dalen nemen we er met plezier bij.

En dan is het wachten op het tourcircus. De sfeer is leuk doch rustig genoeg om datgene te doen wat ik graag doe tijdens mijn vakantie : de literatuur induiken. Intussen zoekt en vindt het jonge volkje elkaar. Ze worden vriendjes voor één dag en amuseren zich te pletter.

Naarmate de tijd verstrijkt wordt de sfeer echt feestelijk. Daar zorgt het koor voor dat zich op een podium heeft geïnstalleerd. Ze weten er hier wel de ambiance in te brengen. Een voorbijganger spreekt ons aan over het verlies van de rode duivels en vertelt ons meteen ook dat het de allereerste keer is dat de Tour de France hier voorbij komt.

Wellicht daarom hebben de dorpelingen het feest hier groots aangepakt. De aanwezigen kunnen er maar plezier van hebben. En dat doet iedereen op zijn eigen manier. De reclamekaravaan gooit allerhande prullaria uit en het is fijn tijdens het grabbelen te wedijveren met elkaar. De buit schenken we naderhand aan het ventje dat telkens naast de prullen greep.

Wat een aangename verrassing om te ontdekken dat het Greg Van Avermaet is die in het geel rijdt. Maar verder gaat het zo snel dat we niemand herkennen.

We rijden nu naar het godvergeten dorpje La Feuillée en ook hier is het de eerste keer dat de Tourkaravaan voorbijkomt. Het verhaal van die doortocht is echter zo aandoenlijk dat ik er een apart verslag heb over geschreven.

We zwaaien Greg Van Aevermaet (nog steeds in het geel) uit en vervolgen dan onze weg want we hebben een jonge amazone mee aan boord en die willen we morgen een pleziertje doen met een bezoek aan de stoeterij van Lamballe.

Maar eerst “a room with a view” zoeken voor de nacht en wanneer we ’s ochtends wakker worden, sprinten de hazen alle kanten uit. Le harras de Lamballe is de tweede grootste Nationale Stoeterij van Frankrijk.

Het rijk telt er 23 in totaal. Hun bestaan gaat terug tot in de tijd van Lodewijk de veertiende die de opdracht gaf een eerste stoeterij te stichten in Normandië. Het doel was het paardenaantal in Frankrijk op de krikken aangezien de vele oorlogen en veldslagen er voor gezorgd hadden dat er nog nauwelijks paarden in het land te tellen vielen.

De revolutionairen lieten in 1790 alle bestaande nationale stoeterijen sluiten want voor hen waren die dingen een koninklijke doorn in hun oog. Napoleon van zijn kant heropende met hetzelfde doel van weleer opnieuw de stallen. De stoeterij van Lamballe zag in 1825 het levenslicht met 12 stallen en ruimte voor 400 paarden.

De omgeving mag dan al koninklijke en keizerlijke ambities hebben gehad, de stoffige paardenstallen kunnen niet tippen aan de koninklijke paardenstallen van Paleis het Loo (Zie : Paleis het Loo, bepaald geen beestenstal). Tijdens het wachten op de tourrit van twee dagen geleden maakten we een praatje met een man uit Saint-Mâlo.

Hij raadde ons zeer zeker niet zijn woonplaats aan maar was er van overtuigd dat we het heerlijk zouden vinden aan de Cap Fréhel. Dus na de gegidste rondleiding doorheen de stoeterij (op een andere manier geraak je er niet in) zetten we koers voor de Cap.

Liefst maken we een wandeling voor en na de Cap want op de Cap zelf barst het van de toeristen. Maar hier zo tussen de bloeiende en lekker geurende vegetatie, loopt geen hond behalve de onze dan. Het is hier zo stil dat we zaaddoosjes horen openbarsten en bijen zoemen volop tussen de vele heidestruikjes.

De wandeling naar het Fort de Latte levert schitterende plaatjes op. Wat is het hier bij deze temperaturen, gewoonweg heerlijk. Op weg richting Cancale, vinden we een schitterende slaapplaats tussen de pas aangeplante bloemkolen. De boer en zijn zoon drinken op deze heerlijke avond een pastis met ons mee.

Hun Dalmatiër wordt meteen vriendjes met onze Stratus Vulgaris uit het hondenasiel. Cancale zelf, het centrum van de oesterteelt, is veel te toeristisch naar onze goesting. De wegwijzer naar de Marché d’Huitres is veel groter dan de markt zelf. Bovendien is het vloed waardoor we de oesterbanken niet spotten.

We zijn vroeg in de ochtend dus de restaurants (het ene naast het andere) puilen nog niet uit van het volk. Maar wij voelen ons hier niet welkom. Campers worden overal geweerd en wanneer we ten lange leste toch een plaatsje vinden waar we mogen parkeren, komt nog voor de motor goed en wel stilligt een plaatselijke zeurpiet sakkeren dat we te veel ruimte innemen.

Dit is een van de nadelen van reizen met een camper : je bent niet overal welkom en zeker niet in Cancale hoewel er op dit uur nog plaats zat is. (Lees meer over de voor- en nadelen van reizen met een camper in mijn verslag met de gelijknamige titel)

Dus na een wandeling bovenop de rotspartij zeggen we FOERT. Wij zijn hier weg en zullen de plaatselijke middenstand elders spijzen. Het wordt stilaan tijd om Bretagne achter ons te laten en naar huis te keren.

We zwaaien in het voorbijrijden nog even naar de Mont-Saint-Michel om dan via Avranches, Coutances, Villedieu, … de route de la voie de la liberté te volgen tot in en Saint-Lô. Daar hangt aan de plaatselijke burcht een dermate grote driekleur dat we er echt niet naast kunnen kijken.

Vandaag is het Quatorze Juillet en dat bleek afgelopen nacht ook al toen de Nationale feestdag werd ingejubeld met luid knallend vuurwerk en nog veel luider hondengeblaf. Onze Stratus Vulgaris bleef er gelukkig kalmpjes onder. Ook Saint-Lô heeft een Harras National maar een soortgelijke bezochten we reeds in Lamballe. Dus … ça suffit !

We rijden we nu naar Bayeux en verder naar de D-Day-stranden. Toen ik jaren geleden hier was met zoonlief bezochten we het tapijt van Bayeux : een ellenlang middeleeuws tapijt met daarop de slag bij Hastings geborduurd. Zoonlief had net zijn eerste jaar Latijn achter de rug en dat bleek voldoende om het verhaal van de slag te ontcijferen.

>We genieten volop van het afwisselende landschap en de pittoreske dorpjes die we voorbijrijden maar waar het wel behoorlijk manoeuvreren is om de camper doorheen de smalle straatjes te krijgen. De Fransen hebben trouwens vaak de onbegrijpelijke gewoonte om een doodlopende weg pas aan het eind van die weg aan te duiden als zijnde doodlopend.

Dan is het de versnelling in achteruit leggen en hopen dat we zonder blutsen en builen weer op het juiste pad geraken. Maar de fraaie omgeving maakt veel goed. Overal ten lande is het stro reeds gemaaid en tot balen geperst. De hortensia’s staan rijkbloeiend de grauwgrijze huizen op de fleuren.

Merkwaardig dat de hortensia’s hoewel volop in de zon en bij dit reeds dagenlange droge weer, zo fris ogen. De mijne thuis zullen er wel verlept bij staan nu. In Arromanches is het zeer druk. Er is wel ruimte voor veertien campers voorzien en wij kunnen er nog net bij. Als blikken doosjes staan we naast elkaar geprest, de deur kan nauwelijks open.

Jamais, dat we de nacht hier doorbrengen. We willen wel even naar de zee wandelen. Stukken en brokken van de voormalige kunstmatige noodhaven, een geniaal idee van wijlen Winston Churchill, liggen voor de kust en op het strand.

De haven werd op één nacht gebouwd en had tot doel de troepen die in diezelfde nacht op de stranden arriveerden met materiaal te bevoorraden. In de souvenirwinkels hangen oorlogsherinneringen naast plastiek zandschopjes en visnetjes. Het leven gaat voort … zo is het leven.

Ter hoogte van Crepon vinden we een prachtige slaapplaats. Tussen een zeer groot maïsveld en een nog groter tarweveld ligt een dreef naar nergens. Geen idee waar die dreef voor dient maar aan het gras te zien wordt hij wel zo af en toe gemaaid.

Er is niemand in de wijde omgeving te zien dus we kunnen het ook aan niemand vragen. De dreef is meer dan breed genoeg om eventuele voorbijgangers niet de pas af te snijden. Maar al die tijd dat we hier verblijven, passeert niemand behalve een paar vinken, fazanten en kwartels.

Quartoze Juillet sluit de dag met alweer ergens een vuurwerk. Zo ver zitten we nu van de bewoonde wereld dat geen hond te horen is.

Op weg naar huis kiezen we voor de kleinste wegjes en dorpjes. Het weer is nog steeds stralend en de velden vol koren en vlas liggen te genieten van de zon. Wij ook. Dit soort reizen, dit gewoon onderweg zijn, is voor ons van zoveel meer waarde dan snel, snel de kortste weg naar huis nemen.

Een laatbloeier tussen het rijpe vlas

We rijden de Pegasusbrug nabij Ouistreham over waar ter hoogte van het nog steeds bestaande café in 1944 zeer zwaar gevochten werd ter voorbereiding van D-Day.

Het landschap is vandaag gelukkig vredig en wat verderop is een boer volop bezig met het slijten van het rijpe vlas. Vroeger gebeurde het uittrekken van het vlas handmatig maar dank zij een ingenieuze Vlaamse uitvinding gaat dit nu machinaal. Maar wat een stoffige boel zeg !

We gaan er even voor langs de kant van de weg staan om dit oogsten goed te kunnen gade slaan. De jonge boer beleeft zijn hoogdag en geniet duidelijk van de aandacht die hij van ons krijgt.

In Pont l’Eveque is het op zondag marktdag. ’n Ideale gelegenheid om een heerlijk stuk paté te kopen. De marktkramers en sommige marktbezoekers hebben hun plaatselijke klederdracht aangetrokken en die staat beeldig bij de pittoreske omgeving.

De voorbij snorrende bugatti trouwens ook. Plots vormt zich een file doorheen het dorp. Een grote colonne zigeuners komt immers langsgereden en de politie moet er aan te pas komen om alles in goede banen te leiden.

Vandaag wordt de finale Frankrijk-Kroatië gespeeld en nog steeds is de voetbalgekte slechts matig te bespeuren. Hier en daar zien we een auto met een bescheiden wimpeltje voorbij scheuren. Bij ons in Brussel zal de koning wellicht braaf duivelse handjes aan het schudden zijn terwijl de massa op de Grote Markt ongeduldig op de balkonscène staat de wachten.

Een derde plaats op de wereldbeker voetbal. We mogen toch fier zijn. Ter hoogte van Rouen zien we dan toch vrolijke supporters met vlaggen, wimpels en gekke hoeden in drommen ergens heen wandelen. Het is 15u30.

Waarschijnlijk gaan ze richting ’n groot scherm om er om 16u de match in groep te volgen. Sommigen bemerken dat wij de verslagen Belgen zijn en dan volgt toch voetbalgekte … Ce sont des Belges, hoor ik hen roepen. Maar ik laat me niet kennen en roep hen “bonne change” toe. Merciiiiiiiiiii !

De voetbalkoorts krijgt hen nu wel te pakken, het getoeter maakt de passage doorheen de stad behoorlijk lawaaierig. Allez les blues ! In Neufchatel en Brais zitten de supporters ter hoogte van het plaatselijke café tot halfweg de straat naar de finale te kijken. Er is welhaast geen verkeer op de weg. Het voetbal eist nu alle aandacht op.

Wij blijven intussen volop van het landschap genieten en van de boer die met een immense pikdorser het graan oogst. Voor een stadsmus als ik, is dit een buitengewone attractie. Plots komt de boerin op de fiets aangereden. Ze neemt het stuur van de pikdorser over. Zou het werkelijk zo zijn dat de boer nu naar huis fietst om het voetbal te volgen ?

Gedurende de vele kilometers naar Amiens zien we geen enkele auto meer. Rechts uit een vensterraam klinkt een toeter. Goal ?  Pas wanneer we Amiens bereiken wordt het duidelijk. Les blues ont gagné !

De mensen komen met vlaggen en wimpels uit hun huizen gelopen. Een oudere man staat behoorlijk boven zijn theewater aan zijn voordeur op een toeter te blazen. Ik roep hem vanuit de camper toe en vraag de eindstand : 4 – 2   Wauw !

In Amiens is het niet te doen omwille van de overwinningsroes. Aan vrijwel ieder kruispunt staat een halve dronkaard met een vlag of een brandende toorts te zwaaien bovenop een wagen. Het verkeer is één grote toeterende heksenketel. Wat een lawaai !

En hoe moeilijk is het om hier nu met de camper heelhuids doorheen te laveren. Onze plannen om in Amiens rustig te dineren, moeten we noodgedwongen opbergen wegens niet uitvoerbaar. Dan maar richting Albert rijden in de hoop dat we onderweg een fijn eethuis vinden. Maar alles wat op een restaurant lijkt, zit potdicht. In Albert is het hek helemaal van de dam.

Dolle supporters schudden en trekken aan alles wat voorbij komt gereden. De kolkende massa toetert, briest en fluit ginds in de verte op het marktplein. Het lijkt wel oorlog en die hebben ze – we bevinden ons in de vallei van de Somme – in Albert 100 jaar geleden ook al gehad. Dus kom, laat ons hier gauw wegwezen vooraleer er vodden van komen.

De kathedraal van Albert en het gouden Mariabeeld.

Onze culinaire aspiraties moeten we laten voor wat ze zijn. We stellen ons noodgedwongen tevreden met de enige zaak die wél open is : de McDonalds. Lange rijen Franse vlaggen staan aan de kassa aan te schuiven. Ze houden het gelukkig rustig.

Laat op de avond willen we in Thiepval het graf van de betovergrootvader van onze jonge amazone bezoeken. Een eerder bizar idee vermits hier enkel Franse en Britse soldaten begraven liggen. Zou hier dan echt ook een gesneuvelde Belg begraven liggen ? Uiteraard vinden wij zijn graf niet. In geen enkel register staat zijn naam.

Dan maar in de vroege ochtend naar oma gebeld. Iemand heeft zich vergist : de betovergrootvader ligt begraven in Houthulst. Algemene hilariteit. Hoe konden wij nu zo stom zijn ! We vertrekken nu dan toch maar naar huis. Niet snel, snel … neen, we kiezen voor landwegjes en binnenbaantjes.

Of wat had je gedacht !

Reacties

Populaire posts van deze blog

Op weg naar Ierland, de prachtige paraplu van Europa (dag 1)

Pembroke Castle en de man van het Ciderflesje (dag 2)

Switchen van het mondaine Bled naar de adembenemende Vintgarkloof