Een duik in de geschiedenis van Oilst Carnaval
Aalstenaar van geboorte zijnde, word ik geacht een echte carnavalist te zijn. Maar dat ben ik jammer genoeg niet. Ik zit te graag in een hoekje met een boekje om ook maar te willen nadenken over "stevig uit de bol gaan".
Toch fascineert mij het gegeven, vooral als daar ook een portie geschiedenis komt bij kijken. En dat is met het fenomeen carnaval, dat zeer diepe wortels heeft in een heel ver verleden, wel degelijk het geval.
Prachtig en ongeëvenaard in onze contreien is de praalstoet op zondag. Als kind keek ik mijn ogen uit en dat zou nu niet anders zijn, ware het niet dat mijn "hoofd, schouders, knie en teen" het niet meer toelaten uren en uren naar de stoet te staan kijken. Want jawel, de carnavalstoet van Aalst duurt zo'n slordige vijf uren.
Toch wou ik - na een paar jaren tijdens de krokusvakantie in Duitse contreien flauwe afkooksels van stoeten en parades te hebben gezien- Oilsjt Carnaval voor een stukje opnieuw beleven.Dus deden wij op de zondag voor de "grote dag" mee aan een gegidste wandeling doorheen mijn geboortestad die zich overduidelijk aan het opmaken was voor het grote feestweekend.
Het moet worden gezegd dat onze gids (een échte carnavalist) zijn toehoorders met heel veel enthousiasme alles wist te vertellen over wat de échte Aalstenaar zo diep in zijn hart raakt tijdens die drie dagen voor de vastentijd.
Want jawel, wat ooit een feest was van heidenen die alle ellende van de voorbije winter van zich af wilden schudden door eens flink de bloemetjes buiten te zetten, werd onder het goedkeurende oog van de katholieke kerk een feest waarbij alle teugels nog eens goed mochten worden gevierd vooraleer tot bezinning te komen tijdens de veertig dagen-tijd.
Bekijk in dit verband maar een keertje grondig "De strijd tussen Vasten en Vastenavond" het olieverfschilderij uit 1559, geschilderd door Pieter Brueghel de Oude.
Geen wonder dat de eerder ingetogen protestanten dit alles als een " het op een akkoordje gooien met God" ervaren dus het protestantse Nederland kent die traditie helemaal niet.
En hoewel Aalst wel degelijk tot de provincie Oost-Vlaanderen behoort, deelt het grootste deel van het vroegere graafschap Vlaanderen niet echt in de feestvreugde. Dat Aalst dit wél doet komt omdat de stad eeuwenlang deel uitmaakte van het hertogdom Brabant dat op zijn beurt braafjes onder de invloed stond van het Heilig Roomse rijk der Duitse natie en laten het vooral nu die Duitsers zijn die zo van carnaval houden. Alaaf!
Net als de hofnar in zijn tijd flink mocht spotten met dat hof (al lachende zegt een zot zijn mening) zo mocht ook de middeleeuwse burger gedurende de carnavalsdagen eens flink spotten met alles en nog wat. Eén keer per jaar mochten heilige huisjes worden omvergegooid.
En dat heeft de Aalstenaar heel goed begrepen. Hoewel braafjes van inborst (volgens de Gentenaren zelfs té braafjes - getuige hun plunderingen en het platbranden van de stad en dit uit pure ergernis omwille van zoveel gehoorzaamheid) lacht en spot de Aalsterse carnavalist ongeveer met alles behalve dan met wat écht vernederend zou zijn. Groot was dus de ontsteltenis toen een aantal jaren geleden internationale beroering ontstond naar aanleiding van het feit dat de carnavalsgroep "de Vismooil’n" een sabbatjaar hield.
Ik vertel hier straks meer over.
Eerst even terug naar de verhalen van onze gids van die zondag. De eerste halte op onze wandeling ligt aan het standbeeld van "De voil Jeanet". Voor de Aalstenaar is het ontstaan van "de voil jeanet" genoegzaam gekend ... voor de toerist wellicht iets minder.
Hoewel carnaval diepe wortels heeft in lang vervlogen eeuwen, is het feest natuurlijk niet altijd gevierd geweest. Het was eerder een kwestie van komen en gaan, van nu eens wel en dan weer niet en dit alles als gevolg van wisselende overheersers, rampspoed en oorlogsgeweld..
Dus toen de stad -die tijdens de Groote oorlog zeer zwaar geleden had- een opkikker goed kon gebruiken, kwam tijdens de gemeenteraad van januari 1923 een raadslid met het idee op te proppen om een officiële en bestendige kavalkade te organiseren. Het zou de burger wat plezier geven na zoveel oorlogsleed en de stad tot ver buiten de eigen grenzen uitstraling geven.
En zo geschiedde. Dit jaar dus al 100 jaar lang.
Priester Daens is in Aalst echter niet voor niets politiek actief geworden. Aalst kent immers als textielstad een grauw industrieel verleden vol armoede en sociale uitbuiting. Dus waar anders dan in de kleerkast van moeder de vrouw kon de arme arbeider zo kort na WOI voor zichzelf een carnavalsoutfit versieren? Zo werd de voil jeanet geboren en zo verschijnt ze ook nu nog steeds op de derde dag van het volksfeest : jurk, BH, oude lampenkap als hoofddeksel, jarretellenkousen vol gaten. En natuurlijk .... de kindervoiture en versleten paraplu.
Wie de ontstaansgeschiedenis van de "Voil Jeanet" niet kent, zou haar outfit makkelijk als vulgair kunnen bestempelen. Nochtans is de traditie een eerbetoon aan de proletariër van weleer. De "Voil Jeanet" is met de jaren een icoon geworden, het visitekaartje van Oilsjt Carnaval.
Met zijn scepter zwaaiend, troont de gids onze groep verder de stad in tot we uiteindelijk het Stedelijk Museum binnen wandelen. Het overigens best wel interessante museum heeft een aparte vleugel die helemaal gewijd is aan Oiljst Carnaval.
Wie dacht dat de Gilles van Binche een unicum zijn in de wereld van het carnaval, heeft het mis. Vooral in Henegouwen hebben meerdere gemeenten een groep Gilles. Ook Aalst heeft zo'n groepering en die is nog behoorlijk groot ook. Maar onze gids is toch iets té enthousiast over hun kostumering en verwijst naar de kleuren van het wapenschild van de stad. Kleuren die naar zijn zeggen daarom verwerkt zitten in de kostuums van de Gilles. Maar hoe zit dat dan met die van Binche?
Er klopt naar mijn gevoel iets niet dus eenmaal thuis zoek ik een en ander op. En wat blijkt? Gilles hebben een duidelijke verwijzing naar de Inca's. De Inca's ? Wie van ons hoort het in Keulen donderen?
Weer duiken we de geschiedenis in want hier zit Keizer Karel voor iets tussen. Bezat die immers niet - dank zij opa Maximiliaan, een notoire huwelijksmakelaar - een rijk waar de zon nooit onderging? En jawel hoor tot dat rijk behoorde omwille van de veroveringen van de Spaanse conquistadores ook een stuk van Latijns Amerika.
Zo is een en ander naar onze gewesten overgewaaid en werden de Gilles dé mannen bij uitstek om stampend met de klompen aan de voeten en al dansend met bezems, de winter te verjagen. En omdat in een ver verleden de lelijkste mannen van het dorp dit karweitje moesten opknappen, worden de kostuums met proppen gevuld zodat op de rug een bult ontstaat. Gilles zou volgens de gids een oud woord zijn voor "bultenaar" maar eerlijk is eerlijk .... daar vind ik niets over terug.
Het verhaal doet mij sterk denken aan dat wat ik las in het museum van het Sloveense Cerkno toen wij enkele jaren geleden op reis waren in de Julische Alpen. Daar staan immers poppen opgesteld met kostuums en maskers die tijdens het jaarlijkse carnaval worden gedragen en dit met precies hetzelfde doel: de boze geesten van de winter verjagen.
Zoals jullie hieronder kunnen zien ... ook deze figuur is niet bepaald moeders mooiste.
Reacties